In Dienst van de Vrede.
Documentairemaker Jelmar Hoekstra en veteraan Bert Kleine Schaars,
over “in Dienst van de Vrede”, de documentaire over de UNIFIL vredesmissie in Libanon van de jaren tachtig.
Voor veel mensen is het weinig bekend of zelfs vergeten dat Nederland in de jaren tachtig duizenden militairen naar Libanon stuurde als onderdeel van een VN-vredesmissie. Maar de recente escalaties van geweld in het Midden-Oosten zetten deze oude missie opnieuw in de schijnwerpers.
Wat ontdekte regisseur Jelmar Hoekstra tijdens het maken van zijn film over deze missie en de impact op de betrokken veteranen?
En hoe blikt veteraan Bert Kleine Schaars terug op zowel de missie als de film?
Tekst: Koos de Wilt.
Voor regisseur Jelmar Hoekstra (42) was er een speciale aanleiding om zijn film te maken over de internationale UNIFIL-missie in Libanon en de nasleep ervan.
“Ik kreeg het idee voor deze film toen Hamas op 7 oktober 2023 de aanval begon in Israël. Kort daarna zag ik op het nieuws raketten worden afgevuurd vanuit Zuid-Libanon en begreep ik dat er dus nog steeds UNIFIL-militairen in het gebied zijn.
Ik realiseerde me dat het verhaal van toen nog steeds actueel is”.
Nederland kreeg in januari 1979 het verzoek om deel te nemen aan de United Nations Interim Force in Libanon (UNIFIL). De Haagse politiek besloot mee te doen met deze internationale missie.
Vanaf begin maart 1979 waren ruim 9000 Nederlandse militairen bijna zes jaar actief in Libanon.
“In Dienst van de Vrede” laat zien dat zowel Den Haag als defensie zich achteraf flink hebben verkeken op het conflict en het oorlogsgebied waarin de vaak dienstplichtige soldaten terecht kwamen.
Bert Kleine Schaars (63) was als een van de dienstplichtige militairen in ’80-81 in Libanon, een land dat uiteen dreigde te vallen door een burgeroorlog en de Verenigde Naties wilde erger voorkomen.
Sindsdien laat Libanon hem niet meer los: “ik was negentien toen ik aankwam in Libanon. Je weet op dat moment nog niet zoveel van de wereld, maar je denkt wel dat je die aankan. Een beetje naïef natuurlijk, maar ik dacht toen dat ik de wereld ging redden. Ik was daarna nooit zo bezig met het veteraan zijn, maar Libanon bleef wel altijd in mijn hoofd. Tot ik in 2014 toevallig in Den Haag was waar op dat moment de Nederlandse Veteranen dag plaatsvond. Mijn gezin en ik gingen kijken. Op het Malieveld was een UNIFIL wachtpost nagebouwd met wat voertuigen erbij. Dat kwam behoorlijk binnen. Ik zette een foto van jongens op Facebook en kreeg gelijk heel veel reacties van jongens die ik al jarenlang niet had gezien en gesproken. Zij stuurden foto’s waar ik zelf op stond en die ik nog nooit had gezien, toen kwam ik in een emotionele rollercoaster”.
Hoe herinneren de veteranen die regisseur Hoekstra sprak zich hun tijd in Libanon? Tijdens het maken van de film ontdekte ik dat er twee kampen zijn. Sommigen zoals Bert, zeggen dat ze een avontuurlijke tijd hebben gehad en vooral mooie herinneringen hebben. Maar je hebt ook veteranen die nog dagelijks met hun ervaringen worstelen. Sommige kampen met PTTS en er zijn mannen die zich afvragen wat ze er eigenlijk te zoeken hadden en of ze wel aan de goede kant stonden. Waren ze wel op een goede manier voorbereid op de missie? Velen van hen waren dienstplichtigen en als schietschijf tussen de strijdende partijen dienden, zonder de mogelijkheid om terug te vechten. Dit risico werd door de politiek genomen. Natuurlijk realiseer ik mij dat het de eerste missie was sinds decennia, dus veel kennis en ervaring was er niet.
Kennis.
Een paar jaar geleden maakte Hoekstra al de documentaire ‘onze jongens in de jungle’, over verhalen van Nederlandse soldaten die hun dienstplicht in Suriname vervulden. Hij maakte de film toen aan de hand van het 8-mm filmmateriaal dat de veteranen indertijd zelf filmden. Ook voor ‘In Dienst van de Vrede’ maakte ik gebruik van veel uniek materiaal dat ik vond bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Daarnaast verzamelde ik verhalen van veteranen, waaronder Peter van Uhm, die toen sergeant was. Ook sprak ik met NOS-correspondent Daisy Mohr, die in Libanon woont en verslag doet van het gebied, en met journalist Jan Keulen, die destijds correspondent was en er meerdere boeken over heeft geschreven.
Welk verhaal wilde de regisseur met zijn film laten zien?
Hoekstra: Nederland heeft er zes jaar gezeten dus er is veel gebeurd. Ik wilde laten zien hoe het werkelijk zat en daarbij focussen op het feit dat er indertijd zo weinig informatie was over het conflict. De oud-correspondent Jan Keulen zegt in de film bijvoorbeeld ook dat militairen pas in 1985, op het moment dat ze weggingen, echt begrepen wat er aan de hand was. Het is ook heel erg complex, logisch dat ze dat niet helemaal begrepen.
Tegenwoordig hebben we media ter plaatse en heel veel sociale media. Soldaten en militaire leidinggevenden zijn veel uitgesprokener dan destijds. Dat zien we nu duidelijk in de reacties op de huidige oorlog in Gaza en Libanon. Nu zou er waarschijnlijk uitdrukkelijker kritiek zijn op Israël voor het inpikken van een deel van Libanon en de rol van Israël in de oprichting van Hezbollah.
Dat was toen niet het geval, veel militairen wisten niet goed waarin ze beland waren. Deze onwetendheid uit het verleden blijft actueel nu we opnieuw zien hoe snel situaties kunnen escaleren en hoe belangrijk het is om het volledige plaatje te begrijpen.
Dat gold ook voor Kleine Schaars. Inmiddels weet hij veel meer over de situatie van toen: Ik denk dat het goed was dat we daar naartoe zijn gegaan. Het was nodig om een buffer te vormen tussen de Palestijnen en de Israëliërs, vooral voor de bevolking van Libanon die al zoveel heeft geleden.
Alleen daarom was het al belangrijk om te gaan. De Palestijnen en de Israëliërs van toen zijn er nog steeds, maar het is allemaal wel verhard. Na de tweede inval van Israël is Hezbollah er gekomen en we weten allemaal dat Iran daarachter zit. En daarmee is het geweld geëscaleerd. Op dit moment zijn er nog steeds 10.000 UNIFIL-soldaten. Feitelijk is er niet zoveel veranderd, leerde Hoekstra bij het maken en monteren van de film. Dat beaamt ook de toenmalige Nederlandse ambassadeur en historicus Nikolaos van Dam in de film.
In Gesprek
Hoekstra heeft veel geleerd over oorlogen zoals deze, vooral door gesprekken na de voltooiing van zijn film.
Bijzonder vond ik dat van Uhm in de film opmerkt dat je als VN eigenlijk langer zou moeten blijven in het gebied om echt iets te kunnen veranderen. Dit kan door sommige veteranen worden opgevat als kritiek op hun werk. Het ligt allemaal heel gevoelig, wat ik heb gemerkt tijdens de vertoningen van de film in bioscopen door het hele land.
Bioscopen werken voor dit soort projecten heel goed, beter eigenlijk dan als mensen de film in hun eentje zien op televisie. De zalen zaten vol met veteranen en hun families, die op deze manier konden ervaren wat er destijds heeft plaatsgevonden en er met elkaar over in gesprek konden gaan. Op het moment van die filmvertoning was de situatie in het Midden-Oosten heel anders dan nu. Ik kan mij voorstellen dat de gesprekken nu weer anders zouden zijn.
Daar in de bioscoop gebeurt het echt, maar je krijgt er als regisseur soms ook stevige kritiek naar je hoofd geslingerd. In Hoorn kwam er bijvoorbeeld een heftige discussie op gang. Daar bleek dat veteranen die periode heel anders hebben ervaren en er in de decennia erna anders mee hebben geleefd dan de veteranen die aan het woord komen in de film. Sommigen vonden dat de film vooral de negatieve kanten belichtte, terwijl anderen vonden dat hun verhalen nog steeds niet echt gehoord werden. Bij een andere vertoning sprak een kolonel der mariniers zijn waardering uit voor de eerlijke journalistieke benadering van de film. ‘Mijn ervaring, zeker ook sinds ik er een boek over heb geschreven, is dat iedereen in die periode, en dus ook de documentaire, op zijn eigen manier heeft beleefd’.
Bioscoop
Kleine Schaars: ‘Heel jammer dat de documentaire niet op televisie is gekomen want het zou mooi zijn geweest als heel Nederland het gezien zou hebben. Het is belangrijk dat de missie niet vergeten wordt. Het is cruciaal dat we deze verhalen blijven vertellen, zodat we als samenleving beter begrijpen wat er op het spel staat en wat de gevolgen zijn van oorlog, zowel toen als nu. Toch is het al goud waard dat de film door het hele land vertoond is met al de nagesprekken met veteranen en hun familie erbij. Dat heeft veel goeds gedaan! Het is ook voor een deel mijn eigen verhaal en ik voelde mij daarom heel naakt toen ik mezelf op zo’n scherm zag. In Leeuwarden stond een dochter op die zei dat ze in één uur meer geleerd had over de missie dan haar vader in de afgelopen decennia had verteld’.
Wat kunnen we als Nederland leren van missies zoals die van Libanon? Voor Kleine Schaars komt het aan op meer voorbereiding: ‘Wij wisten heel weinig van het conflict. Als je een buffer moet zijn tussen twee krachten, als je missie is vrede te handhaven, dan is het belangrijk dat je met meer kennis kunt inspelen op de situatie.
Deze les is bijzonder relevant nu de complexiteit van de situatie opnieuw pijnlijk zichtbaar is. Wat ook helpt is dat je met een mandaat op pad wordt gestuurd waarmee je niet met je handen gebonden bent en dat niet het resultaat is van een onrealistisch politiek compromis. Zeker als daarmee de bevolking in gevaar komt die steeds maar weer de klos is van oorlogen zoals deze’.
Hoekstra: ’De huidige gebeurtenissen herinneren ons eraan dat de problemen in de regio diepgeworteld zijn en dat de lessen uit het verleden nog steeds van toepassing zijn’.